Historiek

Het moet al in 1974 geweest zijn, toen de eerste initiatieven genomen werden voor de oprichting van het “West-Vlaamse Badmintoncomité”. Bij de toenmalige Belgische Badmintonbond waren slechts 3 West-Vlaamse clubs aangesloten: Saint-Georges uit Kortrijk en de Brugse Badmintonclub en heel recent ook Blankenberge. Op initiatief van onder andere Erik Timmerman, Lucien Delaere en Daniël Haegeman werden clubverantwoordelijken van enkele nog niet aangesloten clubs samengebracht in Varsenare om er de mogelijkheden te bekijken van een provinciale organisatie.

Op een vergadering in Gullegem op 19 september 1975 werd de basis gelegd voor de eerste West-Vlaamse interclubcompetitie. 8 clubs namen deel: de Brugse Badmintonclub, Saint-Georges, OBTC, Gullegem, Blankenberge, Gits, CBRT (Philips) en Ombesa (Outboard Marine). De Brugse Badmintonclub won de eerste provinciale interclubcompetitie (enkel C-spelers mochten deelnemen), voor Ombesa en Blankenberge. De start van de provinciale werking was goed genomen.

Op 17 en 18 april 1976 werden in Gits de eerste West-Vlaamse kampioenschappen gespeeld. 88 spelers namen deel uit dezelfde clubs die ook aan de competitie hadden deelgenomen. 5 spelers namen deel in de A-reeks bij de heren: Jan Roose werd de eerste kampioen na een nipte overwinning op zijn leermeester en tevens eerste provinciaal voorzitter Lucien Delaere. Bij de dames werd Marijke Vanthournout de eerste kampioene. West-Vlaanderen was de eerste provincie waar een provinciaal kampioenschap werd georganiseerd. Verdere organisaties vonden plaats in Gullegem (77), Varsenare (78), Zedelgem (79), Roeselare (80), Oedelem (april 81), Meulebeke (dec 81). Later moest uitgekeken worden naar grotere zalen, en werd in Izegem, in Oostkamp en Roeselare gespeeld. Het aantal deelnemers bleef stijgen zodat een zaal met minimum 12 banen nodig was. Vanaf 1979 werden ook jeugdkampioenschappen gespeeld, dit in combinatie met de kampioenschappen voor veteranen.

Ook het comité groeide. Eerst werden de vergaderingen samengesteld uit vertegenwoordigers van alle clubs, maar wat later werd een bestuur verkozen. In 1980 werd het comité omgedoopt tot West-Vlaamse Badmintonfederatie en werd het ook een vzw. De verschillende activiteiten in de werking kregen een verantwoordelijke, en er werden commissies opgericht. De structuur zoals die nu nog bestaat. Er waren commissies voor de organisatie van de kampioenschappen, de competitie, de scheidsrechters, propaganda, training. Later kwam daar ook een commissie voor jeugd en recreanten bij.

De bouw van vele sporthallen einde jaren ’70 bood de kans aan de badmintonsport om sterk uit te breiden. In heel wat gemeenten werden na BLOSO-acties badmintonclubs geboren. De WVBF zorgde op veel plaatsen voor demonstratiewedstrijden. Meestal groeiden uit die acties recreatieclubs. Hier bood de ondertussen opgesplitste “Bond” de Nederlandstalige Badmintonliga, niet onmiddellijk een passend antwoord. Na heel wat over en weer gepraat en vooral onder West-Vlaamse druk werd in 1984 een recreantenstatuut gecreëerd. Dit had voor gevolg dat de WVBF in een klap een 10-tal clubs bij kreeg. Een toernooiformule werd uitgewerkt die tot op heden gebruikt wordt, weliswaar buiten de WVBF. In 1990 schafte de NBL (later VBL, nu Badminton Vlaanderen) het recreantenstatuut, met de bijhorende verlaagde bijdrage weer af, zodat de nieuwe clubs zich bijna allemaal van Badminton Vlaanderen en later ook van de WVBF afkeerden. Het aantal aangesloten leden in West-Vlaanderen (momenteel ruim 3000) is zeker niet hoog. Er zijn wellicht 3 keer zoveel actieve spelers, waarvan de meeste wel niet buiten de eigen club aan wedstrijden deelnemen. Als provinciaal bestuur werd steeds getracht om alle badmintonners te verenigen, maar Badminton Vlaanderen heeft het belang van de recreatiesport niet altijd goed begrepen. Na een bestuurswissel en mede onder druk van de nieuwe subsidie regeling van het BLOSO, waar uitdrukkelijk naar recreatiesport wordt verwezen, krijgt het recreantenstatuut wellicht een nieuwe kans.